Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En nu, [40]stelt er toch ulieder hart op, van dezen dag af en [41]opwaarts, [42]eer er steen op steen gelegd werd aan den tempel des HEEREN. 40. De zin schijnt hier te zijn: Voor dezen, toen gij versloft hebt de opbouwing van den tempel, zijt gij van God gestraft geweest met dure tijden, zie vs.18, maar nu gij aan het werk kloekelijk gegaan zijt, hebt gij den zegen des Heeren gevoeld; derhalve neemt ter harte hetgeen in vorige tijden geschied is, opdat gij verstaande de oorzaak van den tegenspoed, die u tevoren geperst heeft, nu ook moogt verstaan de oorzaak van den zegen Gods, dien gij nu gevoelt, en hierna gevoelen zult en vaart derhalve kloekelijk voort in het opbouwen van het huis des Heeren. Eenige overzetters verlichten de duisterheid van dit vers met enige ingevoegde woorden, aldus: En nu, stelt er toch ulieder hart op [hoe het ulieden gegaan is,] van dezen dag af, enz. Zie hfdst.1 vs.5, en vs.19. 41. Dat is, op de dagen, die voor dezen tijd geweest zijn. 42. Dat is, eer de opbouwing van den tempel haar voortgang nam, en gijlieden op het fondament [hetwelk voor vele jaren gelegd was] voortgegaan zijt, en op hetzelve verder gebouwd hebt. Ten tijde van den koning Cyrus hadden zij de fondamenten van den tempel gelegd, maar niet voortgebouwd tot op het tweede jaar van Darius, zie vs.11. Zie ook Ezra 4:5,24.